Wat is ontlastingsonderzoek?

Beschrijving uitslagen ontlastingsonderzoek:

 

Ongeveer 20 procent van de Nederlandse bevolking heeft chronische darmklachten. Bij veel van hen is de diagnose spastische darm of Prikkelbare Darmsyndroom (PDS) gesteld. Wetenschappelijke studies geven echter aan dat de diagnose PDS in feite pas gesteld kan worden nadat alle mogelijke oorzaken voor de klachten zijn uitgesloten. Veelvoorkomende oorzaken van chronisch darmklachten zijn verteringsproblemen, een afwijkende darmflora, ontstekingsreacties, glutenintolerantie of besmetting met parasieten. Bij ontlastingsonderzoek worden meerdere analyses tegelijkertijd uitgevoerd. Dit vergroot de kans om de oorzaak van de klachten te achterhalen en de ziekteduur te verkorten. Hoopgevend is dat door een breed onderzoek bij de helft van de mensen met chronische darmklachten de achterliggende oorzaak kan worden opgespoord.

 

Verteringsproblemen
Afwijkingen van de zuurtegraad, te hoog of te laag, duiden op een verstoring van de darmflora. Wanneer er onverteerd voedsel, slijm of een afwijkende consistentie wordt aangetroffen in de ontlasting, duidt dat op darmaandoeningen. Wanneer je zetmeelrijke producten zoals brood niet verdraagt, kan een hoog zetmeelgehalte van de ontlasting worden waargenomen. Dit kan een toename van gisten zoals Candida soorten veroorzaken. Als laatste is de hoeveelheid vet in de ontlasting van belang. Een hoge uitscheiding van vetten hangt samen met een aantal ziektebeelden: aandoeningen van de lever, galblaas of alvleesklier. Het vetgehalte kan verder toenemen bij coeliakie, ontstekingen en gebruik van maagzuurremmers.

 

Afwijkingen van de darmflora
De darmflora-analyse vindt plaats op basis van specifieke kweekmethoden waarbij de aantallen van de voornaamste, aerobe bacteriegroepen worden bepaald (Enterobacteriaceae, E.coli, Lactobacillus spp. en Enterococcus spp.). Daarnaast wordt een gentechniek gebruikt waarbij de aantallen van de anaerobe bacterie Bifidobacterium spp. kan worden bepaald. Deze bacteriën spelen een belangrijke rol in het handhaven van een gezond milieu van de darm en de immuniteit. Een daling van de bacterie-aantallen kan klachten veroorzaken en een afname van de weerstand.

 

Enterotypen
De darm bevat bacteriën die samen anderhalve kilo wegen. Tachtig procent van de darmflora wordt gevormd door drie bacteriegroepen: Bacteroïdes, Prevotella en Ruminococcus soorten. Bij elk individu is slechts één van deze bacteriefamilies dominant. De overheersende groep wordt omgeven door een groep specifieke bacteriën waarmee nauw wordt samengewerkt; men duidt deze clusters aan met de term enterotypen. Er zijn dus 3 enterotypen en deze analyse bepaalt welk enterotype in de darm aanwezig is. Het enterotype hoort als het ware bij je en bepaalt hoe je op voedsel reageert. Het zal in principe je hele leven aanwezig blijven. Wel kan het enterotype worden beïnvloed door je voeding. Wanneer het enterotype bekend is, kan de diëtist of therapeut gerichte dieetadviezen geven.

Overgewicht hangt samen met hoge aantallen Bacteroïdes soorten: enterotype 1. Deze bacteriën veroorzaken ook winderigheid en verstopping. Enterotype 1 bacteriën produceren meer methaangassen, hierdoor kan constipatie ontstaan. Darmaandoeningen komen vaker voor bij enterotype 2 door hoge aantallen Prevotella soorten die de slijmlaag van de darmwand kunnen aantasten. Consumptie van granen doet de aantallen Prevotella doet toenemen.
Bij gezonde mensen komt enterotype 3 het meest voor en wordt gevormd door Ruminococcus; het is een tussenvorm. Dit type bacteriën is gericht op het verteren van plantmaterialen. Wanneer je niet genoeg groenten eet kunnen de bacteriën de slijmwand afbreken als voeding, waardoor de weerstand van de slijmlaag afneemt en er klachten ontstaan.

 

Overgroei met gisten
Door middel van een kweek worden de aantallen van schimmels en gisten zoals Candida albicans bepaald. Bij een toename van Candida soorten kan een opgezette buik, brijachtige ontlasting en winderigheid ontstaan. Heb je darmklachten en zijn deze ontstaan door een antibioticumkuur? Ben je gevoelig voor gisten? Heb je Candida-infecties gehad? Dan is deze test zeer zinvol.

 

Calprotectine
Calprotectine is een gevoelige ontstekingsmarker voor de darmwand en de maag. Calprotectine heeft een bacterieremmende werking en wordt uitgescheiden door witte bloedlichaampjes. Een toename is in de ontlasting aan te tonen. Zeer hoge waarden komen voor bij chronische darmontstekingziekten zoals colitis ulcerosa. De test kan worden gebruikt om een persoon met colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn over een langere periode te volgen.

Het gebruik van pijnstillers zoals diclofenac – een middel dat veel wordt voorgeschreven bij gewrichtsklachten – kan maagklachten en darmbeschadigingen veroorzaken. Het gehalte van de ontstekingsmarker calprotectine is vaak verhoogd bij chronisch gebruik van dit soort pijnstillers.

 

Beta-defensine-2
Beta-defensine-2 is een natuurlijke ontstekingsremmende stof die vrijkomt bij een infectie. Beta-defensine-2 wordt alleen door het slijmvlies van de dikke darm geproduceerd en toename duidt dus specifiek op een aandoening van de dikke darm. De test kan helpen bepalen of de ziekte van Crohn – die in de dikke en de dunne darm kan voorkomen – de dikke darm heeft aangetast. Daarnaast is beta-befensine-2 bijna altijd verhoogd bij besmetting met de parasiet Dientamoeba fragilis.

 

Secretoir-IgA (sIgA)
Immunoglobulinen spelen een belangrijke rol in de verdediging van het lichaam. Zij beschermen het lichaam tegen tal van organismen. Immunoglobuline A (IgA) circuleert in het bloed en beschermt tegen een invasie van bacteriën, virussen en parasieten. Secretoir IgA (sIgA) verdedigt de slijmvliezen en stimuleert de groei en hechting van gunstige bacteriën. Het juiste gehalte van sIgA duidt op een goede weerstand. Bij contact met bacteriële stoffen wordt het immuunsysteem aangezet tot vorming van extra sIgA. Een verhoging duidt vaak op een infectie. Bij lage sIgA-spiegels is er een afname van de weerstand en heb je vaker ontstekingen van het slijmvlies, de neus en keel, darm of de blaas. Kinderen zijn vaker verkouden. In Nederland heeft 1 op de 20 tot 50 mensen met darmklachten lage sIgA-waarden. Een tekort aan sIgA kan tal van oorzaken hebben, waaronder een aangeboren tekort, een glutenintolerantie of stress (vooral bij ouderen).

 

Zonuline
Een toename van zonuline in de ontlasting duidt op een toegenomen doorlaatbaarheid van de dunne darm. Tussen de cellen van de darmwand bevinden zich smalle kanalen. De structuren die zorgen voor het openen en sluiten van deze kanalen heten Tight Junctions. Bij een verminderde functie van de Tight Junctions worden er minder nuttige stoffen opgenomen, terwijl  tegelijkertijd de passage van ongewenste moleculen toeneemt. Men noemt dat een lekkende darm.

 

Glutenmarkers
Gluten zijn eiwitten aanwezig in granen zoals tarwe, rogge en spelt. Coeliakie wordt glutenintolerantie genoemd, maar het is eigenlijk een levenslange ontstekingsziekte die ontstaat als reactie op gluten. Brood kan ook buikklachten veroorzaken door een tarweallergie. De ontlasting wordt getest op antilichamen tegen anti-gliadine en anti-ht-transglutaminase. Een toename van deze antilichamen geeft aan dat het lichaam negatief op gluten reageert en dat het lichaam antilichamen maakt tegen gliadine en de stof transglutaminase. Hoge waarden vormen niet het bewijs van een glutenintolerantie, coeliakie. Zij signaleren wel een verhoogde kans op deze ziekte. Wanneer je brood niet goed kunt verdragen, is de kans op coeliakie 5 tot 10 maal groter dan gemiddeld.

 

Darmparasieten
Een groot deel van de mensen met darmklachten is besmet met parasieten die slechts uit één cel bestaan (protozoa). Een parasiet is een organisme dat schade aanricht door zich aan een ‘gastheer’ te hechten. Mogelijk is 40% van de bevolking belast met deze parasieten. Niet iedereen heeft klachten, maar bij besmetting kunnen symptomen ontstaan waarvan je veel last kan hebben. Je raakt besmet door contact met ontlasting van een ander, de feco-orale route. Je kunt bijvoorbeeld op het toilet ontlasting aan de handen krijgen, bij de zorg voor kleine kinderen of het verschonen van luiers. Mensen die werken in de kinderopvang, verpleging, rioolzuiveringen en dergelijke, hebben een verhoogd risico om besmet te raken.

 

Inhoud pakket

Ieder pakket bevat de volgende analyses:
– Aerobe darmflora: Enterobacteriaceae, E.coli, Lactobacillus spp. en Enterococcus spp.
– Bifidobacterium spp.
Bepaling enterotype
– Gisten en schimmels (met name Candida soorten)
– Ontstekingsmarkers en slijmvliesimmuniteit: secretoir IgA, beta-defensine-2
– Verteringsparameters
– Zonuline
– Histamine- intolerantie

 

Afhankelijk van de klachten kunnen we apart laten testen:

  • Parasieten
  • Biofilmvorming (virulentie)
  • EPX
  • Helicobactor Pylori
  • Bacteriële overgroei van de dunne darm (SIBO)
  • Tumor markers
  • HPU
  • Voedingsintoleranties IGG 1 t/m 4
  • Glutenintolerantie
  • Lactose & fructose intolerantie
  • SKB test
  • Haar/Mineralen analyse
  • DAO
  • Spijsverteringsmarkers (pancreas-elastase & Galzuren
  • Hormoon profiel man/ vrouw (speeksel)
  • Schildklierprogramma
  • Homocysteine
  • Omega 3 indez
  • 25 (OH) Vitamine D
  • meer mogelijkheden op aanvraag

 

Indicaties/klachten

De volgende klachten en indicaties kunnen voorkomen bij één of meerdere aandoeningen, welke worden onderzocht in het Basispakket:
– Misselijkheid
– Vermoeidheid
– Regelmatig buikpijn
– Maagklachten
– Slaapproblemen
– Jeukende huid, eczeem
– Anale jeuk
– Een wisselend ontlastingspatroon
– Verhoogde aandrang
– Dunne ontlasting of constipatie
– Brijachtige, ongevormde ontlasting
– Vettige ontlasting (licht van kleur)
– Ontlasting die plakt aan wc
– Gistende ontlasting
– Onverteerd voedsel
– Opgezette buik na het eten
– Winderigheid na het eten
– Klachten door het eten van brood, rijst en pasta
– Pijn (zeurend) in de bovenbuik
– Klachten bij vettig voedsel
– Verlaagde weerstand, snel verkouden
– Slijmvorming keel, keelpijn
– Hoesten, benauwdheid
– Jeukende oren of ogen
– Schimmelinfecties
– Irritatie blaas
– Haaruitval
– Gewrichtsklachten of spierpijn
– Vaginale irritatie
– Gebruik van maagzuurremmers
– Klachten nemen af na probiotica gebruik
– Klachten zijn ontstaan na een antibioticumkuur
– Familieleden met galklachten
– Toename van klachten bij consumptie van suiker of zetmeel
– Veelvuldig antibiotica gebruik
– Gebruik van anticonceptie en pijnstillers
– Bij kinderen: groeiachterstand, buikpijn en ‘drukte’
– Bloedarmoede, gebrek aan mineralen of vitaminen
– Depressiviteit, neurologische klachten
– Migraine
– Als kind al darmklachten
– Glutenintolerantie komt voor in de familie